In Majestic bestond het orkest gewoonlijk uit een twintigtal muzikanten. Voor grotere producties werd het orkest verdubbeld of werden koren, zangers en andere solisten ingehuurd. De orkestleider (muziekbestuurder) stelde een compilatie vast van te spelen stukken, componeerde af en toe zelf een stukje begeleidende muziek, zorgde voor de arrangementen, speelde de partituren als die werden meegeleverd met de film. Het succes van de film hing samen met de manier waarop het orkest de handeling wist te onderstrepen.
Het aantal orkestleden in full-time vaste dienst lag meestal lager: op 1 januari 1926 werkten er in Majestic 12. Zij verzorgden 7 avondvertoningen en twee namiddagdiensten per week. Alle vertoningen werden begeleid met orkest.
In 1929 ging Zwijsen dirigeren in de andere cinema van de N.V. Gerex, de Coliseum aan de Meir. In Majestic werd het orkest overgenomen door Jules Falck.
Falck dirigeerde het orkest ook in de week van 17 tot 23 mei 1929 voor de film ‘Het zusterke der armen‘ (La Petite Soeur des Pauvres, Franse film uit 1929) waarbij J.A. Zwijsen begeleidende muziek had geschreven voor de vertoningen in het begin van de maand in cinema Coliseum. Medewerking voor deze vertoning werd ook in Majestic verleend door Mw. De Rooy-Waroquiers als soliste en het gemengd koor Artes.
Met het oog op het invoeren van de geluidsfilm werden de orkesten in de Antwerpse cinema’s opgezegd tegen 1 november 1929. In Majestic en andere bioscopen ging men voort met het muzikaal begeleiden van de films met platen. Wanneer de andere bioscopen op 28 maart 1930 definitief overschakelden op het vertonen van geluidsfilms, werd de zaal Majestic verhuurd aan Rik Senten die hier zijn revue ‘t Is gebakken zou presenteren.